PARVOVIRUS EN CORONAVIRUS

Honden en katten

Parvovirussen zijn de kleinste niet-omhulde DNA-virussen. Hun capside heeft een diameter van ongeveer 18 tot 22 nm. Ze zijn zeer goed bestand tegen omgevingsinvloeden en kunnen enkele maanden in de buitenwereld overleven. Ze kunnen indirect via schoenen en kleding worden overgedragen en infecteren dus ook dieren die alleen binnen worden gehouden. Het hondenparvovirus (CPV) is halverwege de jaren 70 gemuteerd van het kattenparvovirus (FPV).

De FPV en CPV lijken erg op elkaar en hun DNA komt overeen met 99%. De verschillen zijn een paar nucleotidesequenties in de eiwitstructuur die verantwoordelijk zijn voor de verschillende biologische kenmerken. Ondertussen domineren de virustypes CPV-2a en CPV-2b. Ze hebben hun gastheerbereik uitgebreid en kunnen zowel honden als katten infecteren, wat leidt tot ziekten en tussen hen wordt overgedragen.

Coronavirussen zijn niet-omhulde RNA-virussen. Ze zijn niet erg soortspecifiek. Het hondencoronavirus (CCV) is dus nauw verwant aan het kattencoronavirus (FCoV) en ook besmettelijk voor katten. CCV kan enteritis veroorzaken bij katten, maar geen feliene infectieuze peritonitis (FIP).

Recente onderzoeken hebben echter aangetoond dat sommige isolaten van het feliene infectieuze peritonitisvirus recombinanten zijn van het hondencoronavirus en het feliene coronavirus. Lange tijd zijn coronavirussen niet stabiel in de omgeving.

Desalniettemin kan FCoV besmettelijk blijven gedroogd op oppervlakken, bijvoorbeeld in het huishouden, op voerbakken voor honden en katten of op kattenbakken, en zo indirect worden overgedragen.

Bronnen van de opgegeven informatie. Opmerking bij onze tests en de genoemde informatie.